Flits fotografie

10 tips voor flitsfotografie
Om te fotograferen heb je licht nodig. Helaas is dat niet altijd aanwezig. Met behulp van een flitser kun je dan zelf licht toevoegen om alsnog geslaagde foto’s te kunnen maken. Wanneer je een flitser echter niet goed gebruikt dan geeft dat lelijke foto’s als resultaat; harde donkere schaduwen en uitgebeten witte gezichten.

1. Vergeet de flitser op je camera
In tegenstelling tot bij de meeste camera’s zit er op een professionele camerabody meestal geen kleine flitser. Dat heeft een goede reden; die gebruiken ze namelijk toch niet. Dat is dan ook precies wat je zelf ook zou moeten doen. De ingebouwde flitser is alleen voor absolute noodgevallen en zal je zelden een mooie foto opleveren.
Waarvoor je de flitser op je camera nog wel zou kunnen gebruiken is het inflitsen van een foto. Je gebruikt de flitser dan als er wel gewoon voldoende daglicht beschikbaar is. Bijvoorbeeld om een donkere schaduw in een portret te voorkomen.

2. Schaf een opzetflitser aan
Wil je wel mooie flitsfoto’s maken dan is een zogenaamde opzetflitser onmisbaar. Deze flitsers zijn niet alleen krachtiger, ze gebruiken ook nog hun eigen energie en trekken dus niet de accu van je camera leeg.
Let er bij de aanschaf van een opzetflitser op dat deze kan communiceren met je camera. Dat zal zo zijn bij elke (nieuwe) flitser van je eigen cameramerk. Er zijn ook flitsers van andere merken te koop die toch ook goed om kunnen gaan met de elektronica in je camera, bij voorbeeld van fabrikant Metz. Je moet er dan op letten dat de flitser geschikt is voor jouw merk camera.
Een ander belangrijk punt bij de aanschaf van een opzetflitser is een draai- en kantelbare flitskop. Je kunt het flitslicht daarmee in meerdere richtingen sturen. Een opzetflitsers recht vooruit gebruiken is maar een klein beetje beter dan de flitser van je camera zelf gebruiken.
Bij het kiezen van een flitser kijk je daarnaast na het richtgetal. Het richtgetal van een flitser geeft aan hoe krachtig deze is. Hoe hoger het richtgetal, hoe krachtiger de flitser is. Zolang het richtgetal boven de 40 zit kun je er in de meeste situaties prima mee uit de voeten.

3. Let op de achtergrond
Wanneer je met je flitser rechtstreeks op je onderwerp fotografeert is het belangrijk goed op de achtergrond te letten. Reflecterende onderwerpen zullen je flitslicht namelijk ontzettend fel reflecteren en vaak volkomen uitgebeten zijn. Dit levert lelijke felle witte vlekken op in je achtergrond die erg afleidend zijn. Denk aan verkeersborden, ramen en andere glazende oppervlakken.
Je kunt deze fellen vlakken in je foto voorkomen door vooraf goed naar de achtergrond te kijken en te zorgen dat je niet recht op de reflecterende onderwerpen flitst. Wanneer het licht onder een hoek op een dergelijk oppervlak valt weerkaatst het weg van je camera. De invallende hoek is gelijk aan de uitgaande hoek. Je kunt natuurlijk ook gewoon een paar stappen verplaatsen zodat het reflecterende onderdeel helemaal niet meer in de foto voorkomt of ergens achter verstopt zit. Een andere optie is indirect flitsen.

4. Indirect flitsen
Als je een opzetflitser met draai- en kantelbare kop hebt kun je indirect flitsen. Je richt je flitser dan niet recht naar voren, maar bijvoorbeeld op het plafond. In het algemeen kun je stellen dat het licht van een grote lichtbron aangenamer is dan dat van een kleine lichtbron. Met licht van een grote lichtbron krijg je namelijk zachter licht; de overloop van licht naar schaduw gaat geleidelijk.
Wanneer je met je opzetflitser (kleine lichtbron) via het plafond fotografeert maak je van de kleine bron een grote lichtbron. Afhankelijk van de hoogte van het plafond ga je van circa 10 vierkante centimeter (de flitskop) naar bijvoorbeeld 4 vierkante meter. Dat is het lichtoppervlak van je flitslicht weerkaatst op het plafond.
Met indirect flitsen heb je twee voordelen; de lichtbron wordt groter en het licht komt van een andere richting als rechtstreeks van je camera. Hierdoor worden de schaduwen op je onderwerp zachter en vallen de schaduwen een andere richting op. Het resultaat is een veel natuurlijkere foto.
Het nadeel is natuurlijk dat je wel een plafond, muur of andere groot neutraal oppervlak nodig hebt. Er zijn dus ook best veel situaties waar je niet indirect kunt flitsen. In deze situaties zou je nog wel een reflectiescherm kunnen gebruiken om alsnog indirect te kunnen flitsen. Je zult dan wel al snel iemand extra nodig hebben om het scherm vast te houden; het wordt allemaal wat omslachtiger.
Het is belangrijk om te kijken naar de kleur van het object dat je gebruikt om indirect op te flitsen. Als je bijvoorbeeld een rood plafond hebt, dan zal het licht wat daar vanaf komt ook een rode kleur aan je foto geven. Je kunt dus kleurzwemen krijgen. Ideaal is een wit plafond, maar grijs of zelfs zwart geeft geen kleurzweem aan je foto. Wel weerkaatst een zwart plafond maar weinig licht. Je flitser zal dus erg krachtig moeten zijn.

5. ISO aanpassen
Als je een flitser gebruikt kun je in principe je camera op 100 ISO laten staan. Je hebt dan minimaal last van ruis. Moderne camera’s kunnen echter ook prima ruisarme foto’s maken op 400 of 800 ISO. Er zijn een aantal voordelen bij het maken van flitsfoto’s bij een hogere lichtgevoeligheid.
Bij een hogere lichtgevoeligheid heb je minder licht nodig om dezelfde foto te maken. Je hebt dus ook minder flitslicht nodig. Hiermee bespaar je batterijen en de flitser is ook sneller weer klaar met herladen, zodat je sneller achter elkaar foto’s kunt maken.
Doordat er minder licht nodig is om de foto voldoende te belichten wordt er in de foto meer zichtbaar van de achtergrond. Op ISO 100 zul je in een donkere ruimte voornamelijk hetgene zien dat door het licht van je flitser nog belicht wordt. Daarachter zal alles donker zijn, zwart vaak zelfs. Door op een hogere ISO te fotograferen wordt de achtergrond ook beter zichtbaar. Je ziet dus veel meer van de ruimte waarin je fotografeert.

6. Flits van je camera halen
In plaats van indirect flitsen via bijvoorbeeld een plafond kun je er ook voor kiezen de flitser van de camera af te halen en vanuit een andere hoek te flitsen. Door de lichtbron van je camera af te halen worden de resultaten direct een stuk beter.
Je moet dan natuurlijk wel je flitser kunnen ontsteken. Sommige camera’s kunnen dit al zonder hulpmiddelen, maar meestal heb je een extra hulpmiddel nodig voor de verbinding. Dat kan met of zonder draad.
Met wat creativiteit kun je op deze manier erg mooie resultaten behalen. Onder veel fotografen is dit dan ook een populaire manier om foto’s te maken. Dde techniek heeft zelfs een naam gekregen; Strobist fotografie.

7. Haal je camera van de automaat
Je camera kan waarschijnlijk prima flitsfoto’s maken wanneer je deze in de programmastand (P) gebruikt. Daar is ook niks mis mee. Wil je echter wat creatiever met je flitslicht gaan werken dan is het slim om ook eens de andere standen op je camara te proberen. De werking bij de sluitertijd- en diafragmavoorkeuze programma kan per cameramerk verschillen, maar je kunt zo bijvoorbeeld je onderwerp bevriezen, maar toch de beweging van je omgeving vastleggen.
Door de langzame sluitertijd te combineren met de flits kun je een onderwerp nog goed vastleggen terwijl de dynamiek van de beweging niet verloren gaat.

8. Haal je flitser van de automaat
Afhankelijk van de gebruikte flitser kun je ook deze van de automatische stand halen. Je krijgt hiermee veel meer controle over het eindresultaat. De meeste Strobistfotografen werken op de handmatige stand van de flitser. In combinatie met het handmatige instellen van je camera heb je zo volledig controle over het licht in je foto.

9. Zorg voor reserve batterijen
Het gebruik van de flitser kan flink wat van je batterij vergen. Gelukkig kun je jezelf hierop goed voorbereiden. In eerste instantie door gewoon goede batterijen aan te schaffen. Vervolgens moeten deze batterijen uiteraard wel goed opgeladen zijn voordat je aan de slag gaat.
Batterijen verliezen langzaam hun lading als je ze niet gebruikt, zeker de oplaadbare. Laad ze dus de dag van te voren nog op. Als extra zekerheid kun je ook Eneloop (of soortgelijke) batterijen gebruiken. Deze kunnen hun lading voor maanden achtereen vasthouden. Sowieso handig om hiervan altijd een setje in je fototas te hebben.
Vergeet niet om ook een extra setje batterijen mee te nemen als je flits ontstekers gebruikt. Vaak zijn dit een ander type. Je hebt niks aan volle batterijen voor je flitsers als je ontstekers het niet doen.

10. Oefenen
Zoals met alle vormen van fotografie moet je ook bij flitsfotografie gewoon veel oefenen. Wacht dus niet met het gebruik van een flitser totdat je hem echt nodig hebt tijdens een opdracht, maar experimenteer er vooraf mee. Er komt best wat oefening bij kijken voordat je flitsfoto’s er goed uit kunt laten zien. Oefenen is erg belangrijk!

Probeer verschillende effecten te bereiken en oefen zowel met bewegende als stilstaande objecten. Maak eens wat testfoto’s waarbij je bijvoorbeeld de ISO varieert om zo meer of minder van de achtergrond zichtbaar te maken. Vergeet ook niet de camera van de automaat te halen om te zien wat de verschillen per instelling zijn. Zeker als je met de Strobist technieken aan de slag wilt zul je flink moeten uitproberen wat wel en wat niet werkt.

Plaats een reactie